Na de feestelijke opening van het huis van Egbert en Nonie blijven we nog enkele dagen in Yokya.
's Morgens wandelen we in de omgeving van het nieuwe huis om de buurt te leren kennen.
Doen inkopen op de Jl. Marlborough, de grote winkelstraat in de stad met warenhuis Merotti.
We gaan naar de grote Pasar om stoffen te kopen en bezoeken de kleermaker.
's Middags zwemmen en spelen we met Samoedra en Ilyas.
Op woensdag de 8e, de verjaardag van mijn opa, vertrekken we uit Jokja.
We hebben besloten de terugreis per openbaar vervoer over land te maken. Om zo al reizende meer van Java te zien. en een bezoek te brengen aan Solo en Malang. We starten onze terugreis met de trein van Jokja naar Solo, ook wel Surakarta genoemd.
Een mooie treinreis van ongeveer een uur dwars door kampongs maar ook door uitgestrekte rijstvelden en bossen
In Solo aangekomen laten we ons snel naar het hotel brengen.
Na een broodje starten we met een beschreven wandeling door Solo, de oude Sultanstad.
We maken gebruik van het boek
Gids historische stadswandelingen Indonesië samengesteld door Emile Leushuis en uitgegeven door het KIT, Koninklijk Instituut voor de Tropen.
Dit boek is een aanrader voor ieder die Indonesische steden wil bezoeken of bestuderen.
Naast een inleiding over Indonesische stedenbouw, architecten en hun architectuur zijn in het boek wandelingen door Medan, Jakarta, Cirebon, Bandung, Semarang, Jokja en Solo, Surabaya en Malang opgenomen. Inclusief plattegronden, routebeschrijving en informatie.
De wandelroute van Solo, ook Surakarta, verkent de oude binnenstad.
De route voert door verschillende kampongs, ieder met een eigen karakter en historische achtergrond. De Chinese wijk, het Nederlandse kwartier, de Kraton, de wijk Kauman, Prinsdom Mangkunegaran en de buurt rond Taman Sriwedari zijn in de wandeling opgenomen.
We hebben twee dagen uitgetrokken voor deze route.
We starten bij Pasar Gede, de grote markt van Surakarta.. Boven de ingang staat in art deco-letters Pasar Gede Hardjonagoro, de naam van de markt. Hij ligt midden in de Chinese wijk.
In zijn huidige vorm ontworpen door de Nederlandse architect H.Th. Karsten in 1930.
De oorsprong van de markt gaat terug tot 1745 toen hier aan de Pepe rivier al een kleine nederzetting was van Chinezen die toentertijd niet binnen de muren van de stad mochten wonen. De konstruktie van de Pasar is typisch westers: dikke muren, kolommen van beton, staal en ijzer, terwijl het dak, een zgn. joglodak (met dank aan het boek!) met sirapbekleding (houten leien) typisch Indonesisch is. Tot twee keer toe ging het gebouw in vlammen op. De eerste keer tijdens de onafhankelijkheidsstrijd in 1948 en de tweede keer door kortsluiting in 2000.
Beide keren werd het complex in vrijwel dezelfde vorm herbouwd.
De buurt rond Pasar Gede heet officieel kampong Balong maar wordt meestal pecinan genoemd, Chinese wijk. Aan het plein voor de markt ligt ook de Chinese tempel, de Tien Kak Sie tempel.
Waarschijnlijk al gesticht in 1745 en daarmee de oudste van de tien Chinese tempels in de stad.
De tempel is een tridarma tempel voor het boeddhisme, taoïsme en het confucianisme en gewijd aan Kwam-Im. Op de muren prachtige schilderingen van zijn 18 discipelen, de arha.
Voorin de tempel bevinden zich de kokers met bamboestokjes en houtjes. Je stelt een vraag aan de goden, gooit de stokjes of beter gezegd laat ze voorzichtig vallen. De wijze waarop ze vallen geeft een symbool aan. Voor ieder symbool is er een briefje waarop in verhulde taal het antwoord staat op je vraag. Deze tempel heeft een speciale koker voor vragen op medisch gebied. Ik maak er geen gebruik van.
We lopen over de brug van de Pepe rivier en komen in de wijk Gladak, het vroegere Nederlandse kwartier. Hier bouwde het koloniale Nederlandse bestuur tussen 1745 en 1942 onder andere een fort, kazernes, kerken, woonhuizen, een schouwburg met bioscoop, Europese scholen, een postkantoor, hotels, sociëteiten, een gevangenis, banken en de woning van de resident. Veel gebouwen verkeren in vervallen staat of zijn verdwenen.
We bezoeken de Sint Antoniuskerk en worden door broeder Fernantius uitgenodigd in de bruderan, het klooster. Onder het genot van een gekoeld glaasje water met enkele ramboetans vertelt hij in het Nederlands over het klooster en de kerk. Laat ons de glas-in-lood ramen in de kapel zien en verzekert ons dat de kerk op zondag vijf keer tsjokvol zit met gelovigen.
Vlakbij de kerk is ook het nieuwe stadhuis van Surakarta. Ooit stond hier de woning van de resident, de hoogste Nederlandse bestuurder in de regio.
Het gebouw werd echter tijdens de onafhankelijkheidsstrijd in 1948 in brand gestoken. De terugtrekkende republikeinse troepen pasten de tactiek van de zgn verschroeide aarde toe, de bumi hangus. Ze staken alles in de brand. Na de onafhankelijkheid kwam hier een nieuw stadhuis wat ook weer afbrandde en in 1999 werd het huidige stadhuis gebouwd, geheel in Javaanse stijl. Indrukwekkend qua grootte is ook het gebouw van de Bank Indonesia, in 1910 voor de Javaanse Bank ontworpen door het architectenbureau Hulswit, Fermont en Cuypers.
Aan de overkant van de straat zie je de restanten van fort Vastenburg, een fort voor legereenheden van het VOC gebouwd in 1746. Tot in de jaren 70 van de vorige eeuw vonden hier nog oefeningen plaats van het Indonesische leger. Het is nu verkocht aan een privé-investeerder die plannen heeft voor de bouw van een groot winkelcentrum.
De volgende dag staan we vroeg op en laten ons afzetten per becak bij de poort van het kraton in de oude stad. Op het verkeersplein vlakbij staat het beeld van Salmet Riyadi met getrokken pistool. Hij was een van de helden van de onafhankelijkheidsstrijd.
De entreepoort naar het grondgebeid van de kraton heet Gapuro Gladhak. De driedubbele poort werd aan het begin van de 20e eeuw aangelegd door sunan PB X. Deze vorst regeerde gedurende lange tijd van 1893 tot 1939 en liet veel renovaties uitvoeren. Ook vernieuwde hij alle poorten in de stad.
We beginnen het vaste bouwpatroon van de Javaanse stad te herkennen:
de vier elementen alun-alun (plein), de pasar, moskee en het kraton.
Midden op het alun-alun staan twee heilige waringinbomen.
Aan de westkant van het plein staat de Masjid Agung, de grote moskee. Gesticht in 1749 en daarna verschillende keren gerenoveerd en uitgebreid. De hoofdingang is een poort in Arabische stijl met boven de ingang een wapenschild met de symbolen van het sunanaat: de zon, maan, sterren en aarde onder de kroon van de sunan. Er vindt een gebed plaats in de moskee en we mogen het plein voor de moskee niet op. We nemen ook nog een kijkje in de Pasar Klewer, een van de grootste batik- en textielmarkten van Midden-Java. Een kleurrijk geheel. Er is een groot feest op het kratonterrein, overal staan kraampjes en we slagen er niet in de weg te vinden. We besluiten tot een bezoek aan het Kratonmuseum. Slechts een klein deel is geopend.
Via een poort betreden we het kratongedeelte.
In de ruimtes rond de binnentuin worden objecten en gebruiksvoorwerpen uit de kraton tentoongesteld zoals rijtuigen, wapens, parasols, wayangpoppen, maskers, gamelan instrumenten, keramiek, draagstoelen en stenen beelden.
Via een volgende poort, bewaakt door twee beelden van paleisbedienden komen we in de Pelataran Kedhaton, het centrale en heiligste plein van de kraton. Het grijze zand van dit plein is afkomstig van de zuidkust en symboliseert de verbintenis met Ratu Kidul, de mythologische godin van de Zuidzee. Op blote voeten wandelen we langs de 48 heilige bomen op het plein en de 30 meter hoge toren.
De toren werd als observatorium gebruikt om aan de hand van de stand van de maan het begin en einde van de vastenmaand vast te stellen. Centraal op het plein staat de Pendopo Agung Sasono Sewoko, een grote zaal waar de jaarlijkse herdenking van de troonsbestijging van de vorst wordt herdacht. Kroonluchters, klassieke Europese beelden en ijzeren pilaren met Nederlandse opschriften geven de zaal een westers tintje. Aan de achterzijde strekt zich het deel van het kraton uit dat kraton Dalem wordt genoemd. Het is het privé domein van de vorstelijke familie. Het complex met o.a. tuinen, woonhuizen, kantoren, een moskee en een kunstmatig meer is niet toegankelijk voor buitenstaanders en vormt een verboden stad in het hart van Surakarta.
Na de kraton bezoeken we de kampong Kauman.
Kauman was voorheen de exclusieve woonwijk voor religieuze leiders van de vorstelijke moskee en voor hoffunctionarissen. Zij werden door de vorst aangesteld en woonden op het grondgebied van het sunanaat. De belangrijkste religieuze leider was spiritueel adviseur van de vorst.
Religie bepaalde lange tijd het sociale leven van de wijk Kauman maar vanaf de tweede helft van de 19e eeuw begon dit te veranderen.
De inkomsten namen af en om toch wat te verdienen gingen de echtgenotes van de religieuze leiders handgemaakte batik van hoge kwaliteit produceren waarbij ze technieken en patronen toepasten die ze aan het hof hadden geleerd. Productie en verkoop vonden plaats vanuit hun woonhuizen. Winsten uit de batikindustrie werden geïnvesteerd in nieuwe woningen. De huizen werden versierd met westerse statuselementen zoals kolommen, versierde daklijsten, kleurrijke tegels en ijzeren pilaren. In de jaren zestig verloor de traditionele batikproductie de concurrentie met de moderne textielindustrie. Productie van batik verdween bijna helemaal uit de wijk.
In 2006 werd de productie in Kauman echter nieuw leven ingeblazen. Traditionele huizen en voormalige productiefaciliteiten werden gerenoveerd en opengesteld voor publiek. In de kiosken wordt weer batik verkocht en de Koranlezingen in de gebedshuizen worden druk bezocht.
Het prinskom Mangkunegaran laten we voor wat het is.
Net als een kijkje rond Taman Sriwedari.
We houden een becak aan en laten ons thuis bezorgen, althans zo voelt dat na twee dagen wandelen.
De steden Yokyakarta en Surakarta worden beschouw als de culturele hoofdsteden van Java.
Beide steden werden halverwege de 18e eeuw gesticht door onafhankelijke vorsten. Hoewel ze later door de koloniale machthebbers werden onderworpen lukte het de vorsten toch een zekere mate van onafhankelijkheid te bewaren. Pas na de onafhankelijkheid van Indonesië werden gemeenteraden opgericht die het dagelijks bestuur overnamen. De invloed van de vorsten is altijd gebleven waardoor de steden zich in sfeer en vorm duidelijk onderscheiden van andere steden in Indonesië.