SAMOEDRA, WILLEMS WITS
Geboren 18 mei 2010
Mijn vader heet Egbert, mijn moeder Nonie.
Ik woon in Bandung en ga 1 maart a.s. verhuizen naar Yokjakarta.
Vanaf oudejaarsdag 2011 was ik ook in Banjar.
Nog sterker, ik was er al voor de tweede keer.
De eerste keer met mijn Indo-oma ibu en mama, de tweede keer met mama en papa.
Toen ik binnen kwam herkende ik meteen de olifant in de kast. Die glimt zo mooi!
Helaas mag ik daarmee niet spelen. Flauw, want ik vind hem zo prachtig!
Ook een ander mooi, lang beest en een prachtige vaas hebben mijn grootouders uit veiligheidsoverwegingen op de kast gezet.
De kerstboom vind ik geweldig, wat een lichtjes en een ballen.
Dat hebben we op Java niet.
's Morgens om een uur of zes als ik wakker word ga ik het liefst naar het strand.
Ik vind het leuk om met mijn schepje, emmertje en zeefje op het strand met het zand te spelen.
Ze vinden dat ik zo grappig zit, ik snap die reuring niet, ik zit gewoon op mijn hurken.
Ik ben dol op van die kleine beestjes die op het strand te vinden zijn.
Ik ben nergens bang voor.
Niet voor hoge golven, niet voor krabben, niet voor eenden, niet voor kikkers.
Integendeel, ik ga er achter aan en roep ze.
Soms gaat mijn moeder mee naar het strand maar meestal ga ik met pake.
Eerlijk gezegd ga ik het liefst met pake Pim.
Hij houdt ook van de zee. Dat kun je zo zien, hij kan heel lang kijken naar de golven.
Wat hij ziet? Geen idee.
Na spelen op het strand moet ik ontbijten.
Dat doe ik met heel veel fruit en een boterham.
Fruit eet ik keurig met een vorkje, van een boterham trek ik de korst af en die eet ik uit het vuistje.
Het binnenste van een boterham vind ik niks.
En daarna wordt het echt leuk: nu gaan we zwemmen.
Renang, op zijn Indonesisch.
Meestal is ieder in het zwembad.
Mijn grootouders hebben een zwemvest voor me gekocht en daarmee blijf ik drijven.
Ik hou van spatten, van druppels en van heel veel water op mijn kop.
Ik spring vanaf de kant zo in de armen van mijn vader in het zwembad.
Mijn vader gooit me ook omhoog. Dat noemen ze hier dwergwerpen. 't Is toch wat!
Als ik moe ben en dreig in slaap te vallen moet ik onder de douche en dan ga ik een dutje doen.
Voor de lunch kom ik er wel uit,
Tsjonge jonge, wat kan die Elsa koken zeg.
Mijn voorkeur gaat uit naar een hamburger of soep. Liefst ayam soto.
Ook weer met brood erbij of rijst en fruit toe.
Fruit eten ze hier de hele dag, ik vind het prima.
Als we 's middags ergens heen gaan doe ik een slaapje in de auto of in de draagzak. Blijven we thuis dan doe ik een dutje in mijn ledikant. Geleend van de buurman om te voorkomen dat ik 's nachts stiekem mijn bed uit ga en verdwijn naar het zwembad. Want dat is toch mijn favoriete plek.
Tussen vier en vijf gaan ze hier aan het bier.
Ik niet, ik houd het bij water.
Voor de borrel zwemmen we meestal nog een keer.
Mijn moeder leert ook zwemmen. Ze doet het nu met van die lange stokken onder haar oksels.
En de slag heeft ze te pakken.
Het avondeten is weer heerlijk.
Ik kan eten als een slootgraver en ik lust alles.
Volgens mijn beppe komt dat omdat ik uitsluitend water drink en geen koekjes of snoep krijg.
Ik heb altijd trek!
Na het eten maak ik nog een rondje om het huis of ik trap een balletje. Omdat ik links ben komt de bal altijd uit onverwachte hoek. Zo ben ik die groten toch te slim af.
Ha, ha!
Iedere avond luister ik naar mijn favoriete cd met wel veertig Nederlandse kinderliedjes.
Mijn ouders, oom Wessel en tante Irma zingen uit volle borst mee.
De mooiste liedjes zijn: Hoofd, schouder, knie en teen
En het liedje van de kikkertjes.
Daarna ga ik onder de douche en naar bed.
De dagen vliegen hier om.