We huurden een auto voor vier dagen.
En niet zo maar een autootje, nee, een Susuki Jimmy.
Dat is een kleine, eenvoudige jeep, in mijn ogen heel geschikt voor de tropen.
Ik vind het een leuke auto om te zien, zeker in het zwart.
We waren blij dat de gelegenheid zich voordeed enkele dagen in zo'n jeepje rond te kunnen rijden.
Dat genoegen verging snel.
Het begon met het feit dat de verhuurder vergeten was dat we de auto gehuurd hadden en hem dus niet afleverde op vrijdagmorgen.
Echter, na wat telefoontjes: de volgende morgen was hij er echt.
Och, denk je dan, één dag op vijf maanden, waar hebben we het over?
Maar we waren nog nauwelijks de hoek om of Pim begon al te mopperen over het zicht.
"Ik zie niets in deze auto, het stuur zit voor alle meters."
En ik stootte mijn hoofd tegen het dak hier op het pad.
De stoelen waren een soort matjes in stangen.
De jeep stuurde zwaar volgens echtgenoot.
Dit kwam omdat hij niet over stuurbekrachtiging beschikte, ook weer volgens echtgenoot.
Ik heb van auto's geen verstand en ook geen zin me erin te verdiepen.
Mijn interesse in auto's gaat niet verder dan 'doet ie het of doe ie het niet?'
Alles went dus ook een Jimmy.
Na enkele uren weet je niet beter.
De tocht voerde ons eerst naar Sangsit, een plaatsje ietsje voorbij Singaradja.
Daar staat de Pura Beji, de tempel van de subak.
De Subak is de vereniging die verantwoordelijk is voor de irrigatie van de rijstvelden.
Een soort waterschap zou je kunnen zeggen.
De tempel is gewijd aan Dewi Sri, de rijst- en vruchtbaarheidskoningin.
Qua bouwstijl is het een vrij drukke tempel, men noemt die stijl wel Bulelengbarok.
Buleleng is de naam van de provincie in het Noorden van Bali.
Na Kubutambahan volgt de weg de kust en word je getrakteerd op prachtige vergezichten over de Bali Zee. De groene rijstvelden maken plaats voor een steppeachtig landschap waarin de uitbarsting van de Agung in 1963 zijn sporen heeft nagelaten. Tot aan de dunbevolkte kuststrook lopen vele lavavelden.
Na een heerlijke lunch in een prachtig resort net voor Tulamben, ik dacht Blue Ocean of zo iets, komen we vroeg in de middag aan in Tulamben. We hebben daar een hotel geboekt voor twee nachten omdat we de volgende dag willen snorkelen. Tulamben is een van de Balinese topbestemmingen voor liefhebbers van de onderwaterwereld. De stranden zijn niet echt geweldig maar net voor de kust ligt de Jemeluk Sea Garden. In de reisgidsen staat dat je hier koraaltuinen vindt en bovendien is er het wrak van het Amerikaanse koopvaardijschip Liberty dat in de Tweede Wereldoorlog slechts 100 meter voor de kust door de Japanners tot zinken werd gebracht. Alle snorkelplaatsen liggen vlak voor de kust en zijn zonder boot bereikbaar. Dat is ook fijn!
zeg nou zelf: met zo'n uitzicht vergeet je toch te eten? |
Daarvoor gaan we bij Culik richting de kust.
Iets verderop slingert de smalle weg om de dode vulkaan gunung Seraya.
De panorama's zijn adembenemend maar ons jeepje ook.
Halverwege een helling staan we in de eerste versnelling stil en komen niet verder omhoog.
Wat te doen? Achteruit naar beneden en dan een aanloop nemen is Pims oplossing.
Ik eruit, achter de auto uit de helling af, verkeer een beetje tegenhouden en waarschuwen.
Op plat vlak weer snel in de auto, flink gas en ja hoor, we komen boven.
Hoewel ik net daarvoor had opgemerkt dat de jeep ons eigenlijk heel leuk stond vond ik hem na enkele hellingen onbetrouwbaar. Halen we het of halen we het niet?
Geen prettige gedachte op een smalle weg.
We liepen wat rond in Amed en gingen toen terug naar Tulamben.
's Avonds heerlijk aan zee gegeten. Verse vis vanzelfsprekend!
De volgende ochtend waren de golven ietsje lager maar toch nog flink.
Wij ook, dus de zee in.
Altjd weer heerlijk om te zwemmen in dat warme water.
We hebben vrij lang gesnorkeld, heel veel prachtige vissen gezien maar weinig koraal.
Ook het wrak hebben we niet gevonden.
Het ligt op een diepte van 16 meter en door de golfslag was het zicht beperkt.
Het was nog een hele toer om weer uit het water te komen.
Ik spoelde steeds weer terug de zee in.
Gelukkig kwamen er twee sterke vissers die me een arm gaven en uit het water hielpen.
De volgende ochtend na het ontbijt verder richting Candidasa.