Maandag 25 juni leenden we de motor van Egbert en maakten een tocht naar het Zuiden.
20 km. rijden en dan ben je in Imogiri waar zich de begraafplaats van de sultans bevindt.
In eerste instantie in 1645gebouwd door Sultan Agung als een soort mausoleum voor zichzelf maar na zijn dood begraafplaats voor alle sultans en hun prominente familieleden en daarom een heilige plek.
Het terrein bestaat uit drie delen, in het midden de graven van Sultan Agung en zijn opvolgers uit de Mataram dynastie. Links de graven van de sultans van Solo, rechts die van Yokya.
Pelgrims bezoeken het graf van Sultan Agung.
En al hoewel we geen pelgrim zijn of ons wanen nemen we graag een kijkje bij het graf van de grote sultan. Dat valt niet mee.
Het is een enorme klimpartij de berg op. 345 treden zegt de folder, volgens mij veel meer.
Buiten adem en voor mijn gevoel een half uur later komen we boven en dan blijkt dat we omgekleed moeten worden.
Je kunt het graf uitsluitend bezoeken in traditionele Javaanse kledij.
Wat te doen? We zijn nu al zover, ook zo moe dat we maar door gaan.
Pim wordt als eerste omgekleed, hij ziet er fantastisch uit.
Daarna ben ik aan de beurt.
Ik moet mijn bovenlijf ontbloten en ben dat toch echt niet van plan.
Dan neemt een vrouw me mee naar een hokje, doet de twee deuren die er zijn op slot en begint me uit te kleden. Vooruit dan maar!
Als ik het hokje uitkom, kijkt een verdwaasde Zweedse meneer me aan en zegt: "You look so charming!" Ik kan het me niet voorstellen! Ongemakkelijk en charming dat lijkt me geen goede combinatie. Pim grinnikt. Ik herinner me plotseling dat ik op de bruiloft van Egbert en Nonie al moeite had me voort te bewegen in een sarong en vraag me af hoeveel treden ik nog moet.
Tip: ga in een kleine spreidstand staan als je in een sarong gewikkeld wordt. De wijdte van de spreidstand bepaalt de grote van de pas, in dit geval ook de trede die je kunt nemen.
Ik dus geen grote stappen, geen hoge treden.
Een begeleider in dezelfde kledij als wij begeleidt ons naar het graf van Sultan Agung.
Als we bij de laatste grafkelder aankomen moeten we diep bukken.
En af en toe een hoek om. Bovendien is het donker in de lage gangen.
Met moeite zie ik een hand voor ogen. Als ik weer diep gebukt de hoek om moet zie ik een standbeeld in de hoek. Ik hou het even vast om te steunen en schrik me dan een hoedje als het beeld beweegt. Het is een man die daar de wacht houdt.
Met pijn in de rug naderen we de tombe van Sultan Agung.
Een vrouw ligt op de knieën te bidden, ik vraag me af wat wij moeten.
Misschien maar even gebukt blijven staan.
Ik leg mijn hand op zijn graftombe, tenslotte was Sultan Agung een geliefde, ook gewaardeerde sultan en dan gaan we terug. Keren is lastig.
Opgelucht komen we weer buiten. We kleden ons om en dalen dan al de treden weer af naar beneden. Dat gaat een stuk makkelijker.
Na een korte rust rijden we verder naar Parantritis.
We genieten van het strand en van een heerlijke lunch bestaande uit garnalen en kakak, een grote vis. Zo uit de zee, in dit geval de Indische oceaan, verser kan het niet, we genieten!
Laat in de middag rijden we weer terug naar Yokya.
Wanneer we de volgende morgen aan Nonie onze belevenissen in de graftombe vertellen zegt zij dat het op Java de gewoonte is de sultan op de knieën te benaderen.
Dat had ons een hoop gebuk gescheeld maar of me dat gelukt was in die sarong?
Ik betwijfel het!