Het kleine stadje Kampot ligt op één van de mooiste plekjes van Cambodja, op de noordelijke oever van de rivier Teuk Chou. In Kampot, ooit een bedrijvige handelshaven wonen veel Chinezen.
Al eeuwenlang wonen er trouwens Chinezen in Cambodja maar pas na de 15e eeuw begonnen de Chinezen zich er in grote getale te vestigen. Ze trouwden met kinderen uit rijke Khmerfamilies en werden bij voorbeeld belastinginner, bankier of goudhandelaar. Altijd wel een link met geld.
Na de economische crisis in China in de jaren dertig van de vorige eeuw stroomden er grote aantallen nieuwe immigranten Cambodja binnen. Over het algemeen ging het hen goed tot de jaren zeventig.
Toen werden ze vervolgd, eerst door de regering van Lon Nol, die jaloers was op hun succes en later door de Rode Khmer die hen wilde elimineren vanwege hun ras en rijkdom.
In 1979 toen China Vietnam binnenviel nadat de Vietnamezen Cambodja hadden bevrijd werd alles nog ingewikkelder. Veel Chinezen vluchtten naar Thailand. Degenen die achterbleven mochten hun zaken langzaam aan hervatten, maar pas na de verkiezingen van 1993 waren ze weer volledig 'back in business'. En dat deden ze met plezier, dankzij hun uitgebreide overzeese netwerk konden ze volop profiteren van investeringskapitaal. Tegenwoordig zie je aan de uithangborden hoeveel zaken er wel niet in handen van Chinezen zijn. De Chinezen zijn erin geslaagd hun eigen cultuur en taal te behouden. Toch zijn ze heel goed in de Cambodjaanse bevolking geïntegreerd. Wel hebben ze hun eigen Chinese scholen aangehouden.
De rivier de Teuk Chou loopt dwars door de stad. Over de rivier liggen twee bruggen, de oude en de nieuwe brug. De stad is makkelijk begaanbaar te voet, alle wegen komen samen op een rotonde. Er is weinig verkeer en eigenlijk ook weinig bezienswaardigs. Bij de rotonde in het centrum ligt de kleurrijke Franse wijk met winkelstraten tot aan de rivier en bloemen in conservenblikken, potten en alles waar verder maar bloemen in kunnen.Langs de rivier loopt een met bomen omzoomde promenade waar het 's avonds leuk wandelen is. Er is een grote warenmarkt.
We sliepen in "Little Garden" ten noorden van de brug aan de rivier. Na een dag heb je Kampot eigenlijk wel gezien.
Dus dag twee per tuktuk, we zijn er dol op, naar Kep.
Wederom een prachtige tocht van ongeveer 50 km. door voornamelijk vlak landschap.
Onderweg bezochten we enkele vissersdorpjes, een zoutwinnerij en plantages waar peper verbouwd werd. In de jaren zestig van de vorige eeuw was Kep al een welvarend resort aan de kust.
Cambodjanen komen hier niet voor het strand dat smal, zwart en steenachtig is maar vooral om te eten en dan met name krab. Kep is de krabbenstad bekend door de Psar K'Dam, de krabbenmarkt. De weg loopt ongeveer een kilometer langs het strand. Aan het andere eind van de weg kom je bij een enorm wit beeld van een anakte vrouw, Yeah Mao, een plaatselijke beroemdheid die over zee uitkijkt naar haar man.
Overal zijn de sporen van het donkere verleden in de stad te zien. Langs de weg overblijfselen van vernielde koloniale villa's. Tot voor kort woonden er krakers maar inmiddels zijn er enkele gerestaureerd. Waarschijnlijk zullen er meer volgen al gaat dat langzaam omdat het moeilijk is de eigenaren te achterhalen.