Van Siem Reap vertrokken we met een zeer luxe bus, afgezien van airco zelfs met wifi aan boord naar Battambang. De tocht duurde ongeveer 6 uur en ging voor het grootste deel over goede wegen door een vlak landschap.
Je volgt eigenlijk de route waarlangs de Rode Khmer zich in 1979 uit Phnom Penh terugtrok. Het is ook de route die Thaise legers in de 16e tot de 19e eeuw herhaaldelijk in omgekeerde richting namen om de Cambodjaanse hoofdstad te plunderen, waar die op dat moment ook lag. Battambang is een van de grootste steden van Cambodja maar doet door zijn laagbouw, kabbelende rivier, koloniale villa's en winkelpanden gemoedelijk aan. Onze reisgids noemt het een slaperige stad. De geschiedenis van de stad wijkt sterk af van die van Cambodja omdat de stad heel lang onder Thais bestuur heeft gestaan. Pas in 1907 werd de provincie teruggegeven aan Cambodja.
Battambang was toen niet veel meer dan een stel houten huizen op palen. De koloniale gebouwen in de stad dateren van rond 1910 toen de Fransen aankwamen om de boel te moderniseren.
Hoewel de bevolking moest vertrekken kwam Battambang er in de Rode Khmer-tijd betrekkelijk goed van af. De stad werd niet vernield zoals veel andere.
De stad is gebouwd aan de met bomen begroeide west oever van de rivier de Sanker.
Er zijn maar drie hoofdstraten, die zijn genummerd 1, 2 en 3.
Straat 1 loopt langs de rivier, straat 2 loopt daar evenwijdig aan en straat 3 is de hoofdroute door de stad. Verdwalen is onmogelijk. Veel te zien is er ook niet. Het hart van de stad is de moderne, art-decoachtige Psar Nat, een elegant hoekig vaalgeel marktgebouw met een witte klokkentoren aan beide kanten. In de straten ten zuiden van de markt staan veel koloniale winkelpanden waarvan er steeds meer worden gerenoveerd.
Het zijn van die galerijwinkels met een open voorkant achter een brede galerij die gevormd wordt door een overhangende bovenverdieping met alkons
Helaas worden veel oude juweeltjes, vooral de winkelpanden gerenoveerd in een stijl die uit China is overgewaaid: op de gevel worden geglazuurde tegels gelijmd die beter in een badkamer passen (dan hoef je niet te witten) en oude ramen met luiken worden vervangen door spiegelglas, zodat de airco zijn werk kan doen. Als ik over de Oude Gracht in Utrecht loop en naar de benedenverdieping van de winkelpanden daar kijk bekruipt me trouwens hetzelfde gevoel.
De waterkant is erg leuk met brede grasoevers en een goed wandelpad.
De rivier is wel 30 meter breed omdat men een andere rivier heeft afgedamd.
Aan de rivier ligt een kleine Chinese tempel, een gelijkvloers gebouw dat in 1921 werd gerestaureerd. Met zijn donkerrode deuren en pannendaken met draken op de randen valt het nogal uit de toon tussen de koloniale architectuur in de buurt. We bezochten ook het museum van de stad met een kleine maar interessante collectie beelden en tempelreliëfs uit de regio. De omliggende provincie had ooit meer tempels dan Siem Reap maar geen ervan was zo groot als de Angkor Wat en de meeste zijn al lang verdwenen.
Battambang betekent letterlijk verloren stok en in de stad kun je twee opvallende beelden.tegenkomen die met een bizarre legende te maken hebben. Er was eens een man, Dambang Kronguing, die zwart werd toen hij rijst at die geroerd was met een zwarte stok. Hij zette vervolgens de koning af en klom zelf op de troon. Met behulp van een magisch, vliegend paard wist de zoon van de koning Dambang te verslaan. Die gooide zijn zwarte stok (= bat) naar het paard, maar vergeefs.
Wil je eens echt Frans eten ga dan naar La Villa, het chicste restaurant van Battambang. Gevestigd in een koloniaal gerenoveerd herenhuis van 70 jaar oud met dezelfde naam aan de overkant van de rivier. Wij dineerden er in een prachtig verlichte tuin en hadden een mooie avond.
Omdat er in de stad weinig te zien of te beleven is maakten we twee dagtochten per tuktuk door de omgeving. Eén voerde naar de vihara van Preah Jan gelegen op de heuvel Phnom Kropeu.
Het hoofdpad tegen de heuvel op is een steile, vermoeiende wandeling van ongeveer 45 minuten. Achterop een motor lieten we ons naar boven brengen. Daar kom je bij de Chinese pagode vanwaar het pad nog een paar honderd meter klimt naar een boeddhistische pagode. In de tijd van de Rode Khmer werden de pagodegebouwen gebruikt als gevangenis en verhoorcentrum - slachtoffers werden door een gat in een grot gegooid om te pletter te vallen en kogels uit te sparen. Vleermuizen piepen in de spleten boven je hoofd. Een liggende boeddha houdt de wacht en een kleine metalen kooi bevat de schedels en botten van lichamen die in de grot zijn gevonden. Je hebt hier een weids uitzicht op de omliggende rijstvelden en het platteland richting Battambang. Wanneer je je realiseert dat gevangenen van de Rode Khmer deze tocht te voet moesten afleggen om vervolgens vermoord te worden word je onpasselijk. Twee stille getuigen van de gevechten zijn twee achter gelaten luchtdoelkanonnen van Russische makelij bij de pagode.
De tweede dag maakten we een tocht naar deWat Banan.
De Wat Banan ligt ongeveer 20 km. buiten de stad en heeft Angkor Wat-achtige torens. De tempel staat boven aan een steile trap op een 70m. hoge heuvel. Kinderen wijzen je de weg naar boven.
De Wat Banan is gebouwd als boeddhistische tempel maar door wie en wanneer is niet bekend. Schattingen zeggen tussen de 10de en 13de eeuw. Er staan nog vijf maïskolfvormige torens overeind maar ze zijn allemaal bouwvallig en sommige beelden zijn door vandalen onthoofd.
De steile klim is zeker de moeite waard, niet alleen om de onthoofde apsara's te zien maar ook het uitzicht over eindeloze rijstvelden.
Op weg er naar toe maakten we een ritje op een bamboetrein en bezochten we enkele akkers, overstroomgebied van de rivier waar van alles o.a. pepertjes verbouwd werd.